De Dostojevski-cultus in de jaren twintig in Nederland

Bewerkte versie van het artikel van Albert van der Zeijden in Historisch Nieuwsblad 3 (1994) nr. 1, 22-27.

 

RO Theater bracht in de tweede helft van 2008 een bewerking van De gebroeders Karamazov op de planken. Het toneelstuk gaat, zoals op de website van RO te lezen was, over: 'De strijd tussen goed en kwaad, tussen geloof en nihilisme, tussen moraal en drift in een verhaal barstensvol bizarre personages en prachtige dialogen. (...) Overspel, leugens, moord, drank, verveling, filosofie, de hele moraalfilosofie wordt opengebroken.' Dit toneelstuk is een mooie aanleiding om eens bij de figuur Dostojevski stil te staan. En dan met name op de wisselende reacties die zijn werk in Nederland heeft opgeroepen sinds het eind van de negentiende eeuw. Het is één van mijn lang gekoesterde wensen om een boekje te schrijven over de Dostojevski receptie in Nederland. Aan het begin van de twintigste eeuw groeide deze negentiende-eeuwse Russische romanschrijver uit tot een ware cultfiguur die met een profetische blik de afgrond had getoond waarin `de moderne mensch' inmiddels neergekletterd was. Voor mij persoonlijk had Dostojevski een grote betekenis. De gebroeders Karamazov was de grote roman uit mijn puberteit, waarbij ik mij identificeerde met de godloochenaar Ivan. Niet lang geleden verscheen overigens een nieuwe vertaling van dit boek, door Arthur Langeveld. De meest opvallende gezichtsbepalende ingreep is de verandering in de titel: waarin het woord gebroeders is vervangen door het moderner klinkende 'broers'.

     

Dostojevski, Fjodor Michailovitsj

(Moskou 30 oktober 1821 – Sint-Petersburg 28 januari 1881)

Dostojevski geldt als één van de beroemdste negentiende-eeuwse klassieke Russische romanciers, maar zijn betekenis is altijd veel groter geweest dan een zuiver literaire. In het westen las men Dostojevski al snel om de eigen ziel beter te begrijpen, die Dostojevski tot in haar diepste wezen doorgrond zou hebben. Verder zou Dostojevski met een ware, profetische blik de teloorgang van de moderne, zieke en godloze mens hebben voorspeld in zijn ontluisterende boek Aantekeningen uit het ondergrondse (1864). Dostojevski geldt als een profeet van het onderbewuste en het irrationele, en daarom als voorloper van Freud en Nietzsche.

Dostojevski’s boeken zijn ideeënromans, waarin de strijd tussen licht en duisternis, goed en kwaad, godsdienst en atheïsme, op de voorgrond staat. Dostojevski’s sociale bewogenheid, die al bleek uit zijn debuutroman Arme mensen (1845), deed hem aansluiten bij de revolutionaire kring van Petrasjevski. In 1849 werden de meeste leden van deze groep, waaronder Dostojevski, gearresteerd en ter dood veroordeeld. Pas tijdens de nepexecutie hoorde Dostojevski dat de straf was omgezet in een verbanning naar een strafkamp in Siberië, een periode waarover hij verslag deed in zijn Aantekeningen uit het dodenhuis (1861/62). Dostojevski’s beroemdste romans zijn  Misdaad en straf (1866, over een student die zich Übermensch waant en daarom naar zijn gevoel mensen mag doden maar last krijgt van zijn geweten), De Idioot (1868/69, met ``een positief goed mens’’ als hoofdpersoon) en De gebroeders Karamazov (over een vadermoord, maar evengoed een boek over geloof en ongeloof en over God en de duivel, met in het hart van het boek de befaamde Legende van de grootinquisiteur). Nederlandse auteurs die geschreven hebben over Dostojevski’s christelijke levensbeschouwing zijn ondermeer M.A. Lathouwers, K.J. Popma en J. Verkuyl.

 

In dit lemma, dat ik schreef voor de Christelijke Encyclopedie, vatte ik in kort bestek Dostojevski’s leven en werk samen.Al eerder publiceerde ik, in 1994 in Historisch Nieuwsblad, een stuk over de Dostojevski-receptie in Nederland. Onderstaand artikel is, met een nieuwe inleiding, een lichte bewerking van dit stuk. Sindsdien schreef ik enkele andere stukken over de Dostojevski receptie in Nederland, ook te vinden op deze website:

'De Grootinquisiteur' [over Dostojevski's Legende van de Grootinquisiteur als voordracht], gepubliceerd op internet 12-06-2021.

'Een voorkeur voor het extravagante en het bizarre. Daniel Ruyneman en zijn opera De Karamazovs uit 1927',
in: Tijdschrift voor Slavische Taal en Literatuur (december 2015) 72, 10-15.

'Een linkse dominee op zoek naar geestelijke vernieuwing. J.Jac. Thomson (1882-1961) en de Dostojevski-cultus in Nederland',
in: Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800 77 (december 2012) 22-31

 

Van bashing tot herwaardering 

In de jaren zestig en zeventig was Dostojevski bashing in de mode. Het waren met name Karel van het Reve en Maarten ’t Hart die zich in zeer kritische zin over Dostojevski uitlieten. Zo had Maarten 't Hart door lezing van Dostojevski de indruk gekregen ``dat Russen hevig gebarende mensen zijn die elkaar altoos in deuropeningen de vreselijkste verwijten maken en die nooit werken maar dag en nacht eindeloze gesprekken voeren en bij het minste of geringste al beginnen met het stuk scheuren van hun kleren.'' In persoonlijke contacten met Russen merkte hij later ``dat het heel rustige mensen waren die best lang op een stoel konden zitten en zacht spraken en niet met deuren gooiden, en je niet aan je neus door de kamer trokken of in je oor beten.'' Volgens Karel van het Reve kan Dostojevski gewoon niet schrijven. ``Hij was een bedenker van opwindende boeken, althans van boeken die hemzelf mateloos opwonden. Als hij ze bedacht had en ging opschrijven probeerde hij ze opwindend te maken door de woorden `opgewonden', `in grote opwinding' vaak te gebruiken en door de lezer steeds maar weer keukenmeidenromansituaties aan te bieden: geweldige ruzies met veel deelnemers, flauwvallingen, kaakslagen, tranen.''

Tegenwoordig is er weer ruimte voor een herwaardering. Met de religieuze revival is ook de belangstelling voor Dostojevski weer gegroeid, zie bijvoorbeeld een interessant artikel van schrijver en bekeerling Willem Jan Otten, opgenomen in de bundel Waarom komt u ons hinderen (Amsterdam 2006). Met de groei van het terrorisme is er ook weer interesse voor Dostojevski’s profetische gaven. Dostojevski’s roman over het negentiende-eeuwse Russische terrorisme, Duivels, verscheen in een nieuwe vertaling. Vertaler Hans Boland schreef een verhelderend toelichtend essay: Zeer Russisch zeer. Over Dostojevski’s Duivels (Amsterdam 2008). 

 

Over Dostojevski

Fjodor Michailowitsj Dostojevski werd geboren in Moskou in 1821 en was, zoals veel negentiende-eeuwse Russische schrijvers, van adellijke afkomst. In 1839 werd zijn vader op zijn landgoed door zijn eigen lijfeigenen vermoord. Sigmund Freud heeft deze gebeurtenis psychoanalytisch geduid in zijn `Dostojewski und die Vatertötung'. Dat Dostojevski een epilepticus was voert hij terug op een Oedipuscomplex: hij zou zich schuldig hebben gevoeld aan de dood van zijn vader. Het thema van de vadermoord staat centraal in Dostojevski's laatste grote roman De gebroeders Karamazov.

Dostojevski debuteerde in 1848 met de roman Arme mensen. Aangestoken door de revolutiegeest van 1848 raakte hij verzeild in revolutionaire kringen, dit kwam hem op een verbanning naar Siberië te staan. Na zijn Siberische jaren zou Dostojevski zich tot meer reactionaire ideeën bekennen. De nihilistische bommengooiers veroordeelde hij in zijn roman Duivels. In het westen was jarenlang alleen zijn roman Misdaad en straf bekend, het verhaal over de moordenaar Raskolnikov die zich boven elke moraal verheven acht en dus ook mag moorden. Andere bekende romans zijn: De idioot, waarin hoofdpersonage Vorst Misjkin naar Christus gemodelleerd is (de reden dat christelijke interpreten dol op dit boek zijn) en Herinneringen uit het ondergrondse, de litanie van een ziek mens en daarmee de voorloper van veel moderne romanpersonages.

Met zijn grote Poesjkinrede in 1880 werd Dostojevski algemeen erkend als grote voorman van de Slavovielen, die zich verzetten tegen de verwestersing van de Russische cultuur. Er zijn regelmatig parallelen getrokken tussen Dostojevski en Alexander Solsjenitsin. Beiden hebben in Siberië gevangen gezeten, beiden zijn slavofiel en aanhanger van een tsaristisch regime.

Dostojevski geldt als profeet van het onbewuste en het irrationele. Als zodanig erkenden Friedrich Nietzsche en Sigmund Freud hun schatplicht aan hem. Ook Albert Camus en Jean-Paul Sartre hebben gezegd door hem te zijn beïnvloed.

F.M. Dostojevski overleed op 28 januari 1881 in Sint Petersburg, waar hij ook begraven ligt.

  

De voortsnellende Russische troika

Het was al aan het eind van de negentiende eeuw dat Dostojevski bekend werd in Nederland. Met als eerste zijn fameuze boek Misdaad en straf, Dostojevski's roman over de psychopathische moordenaar Raskolnikov die zich als een soort übermensch boven gewone mensen verheven voelt en zelfs gerechtigd tot het plegen van moorden. Dit boek werd hier over het algemeen in Duitse of Franse vertaling gelezen maar al vanaf 1885 was het ook in Nederlandse vertaling beschikbaar. Het was ook de enige roman die Conrad Busken Huet van Dostojevski gelezen had en aanprees in een enthousiaste bespreking in 1885. Een andere bekende literaire criticus - Jan ten Brink - schreef in 1885 en 1888 lovende beschouwingen ter introductie van Dostojevski bij het Nederlandse publiek. De belangstelling voor Dostojevski van zowel Busken Huet als Ten Brink werd, naar hun eigen zeggen, gevoed door de politieke opkomst van het reusachtige Rusland. Busken Huet vond dat als je op de hoogte wilde blijven van je tijd je je wel moest verdiepen in dat vreemde en verre Rusland. En hoe kon je beter doordringen in die aan Westeuropa wezensvreemde Russische ziel, dan door het lezen van de grote Russische romanciers? En dan vooral Dostojevski omdat die het diepst de Russische ziel doorgrond leek te hebben.

De doorgronding van het Russische volkskarakter was ook het oogmerk van Slavist N. van Wijk, wiens wetenschappelijke verdiensten vooral op taalkundig terrein lagen maar die ook veel gedaan heeft voor de popularisering van de Russische literatuur. In een stuk uit 1907 gebruikt hij het beeld - ontleend aan Gogol - van de voortsnellende Russische troika waarvan niemand weet waar deze naar toesnelt. ``Rusland is en blijft een raadsel voor ons, en het blijft het ook voor zichzelf.'' Dostojevski's boeken zouden iets van dat raadsel ontsluieren.

 

Een openbaring

In de jaren twintig kreeg de belangstelling voor Dostojevski een totaal andere lading. Illustratief is een enquête uit 1921 van literair criticus Dirk Coster (1887-1956), ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Dostojevski. Hij wilde daarmee de invloed van Dostojevski op het Nederlandse geestesleven peilen. Het onderwerp hing blijkbaar in de lucht. In datzelfde jaar nam ook de Duitse Vossische Zeitung een enquête af. Coster vroeg vijftig vooraanstaande Nederlandse publicisten te reageren op vijf door hem verzonnen vragen. De antwoorden zouden in zijn tijdschrift De stem afgedrukt worden. Coster was vooral geïnteresseerd in `wat er door de mensen heenging' toen ze voor het eerst een boek van Dostojevski lazen. Het ging hem om wat Dostojevski in hun persoonlijk leven had betekend en, in ruimere zin, om de vraag of Dostojevski een uitweg bood voor de crisis waarin de westerse samenleving beland was. Dostojevski werd kortom aangeprezen als therapeut en profeet. ``Is Dostojevsky's zielsontleding U zeer vertrouwd, òf uiterst vreemd?'' en ``Welke acht gij Dostojevski's beteekenis voor de religie, en speciaal voor de religie der toekomst?'' Tot aan de wereldoorlog las men Dostojevski om de vreemde Russische ziel te begrijpen, na 1914 las men hem om de eigen ziel te doorgronden.

Voor Coster stond het vast dat in het werk van Dostojevski het innerlijk van de moderne mens, met zijn verborgen diepten en duistere begeerten, ontleed werd. Dostojevski beschrijft geen vreemde of marginale figuren, zoals men in de negentiende eeuw wel dacht, maar de moderne mens in al zijn verscheurdheid. Het lezen van Dostojevski was daarom niet minder dan een ontdekkingstocht van de eigen ziel. Veel van de respondenten getuigden van hun diepe geestelijke ervaringen. Romanschrijver Herman Robbers schrijft bijvoorbeeld: ``Het boek [Misdaad en straf] maakte een geweldigen indruk op mij, het greep me aan en beroerde me tot in mijn diepsten wezen. (...) Dostojevski heeft mij groote diensten beweezen bij het leeren peilen van mijzelf en het beter doorzien van mijn omgeving''. En Emmy van Lokhorst: ``Dostojevski's Schuld en boete was voor mij een bevrijding, Karamasoff een openbaring. De Idioot, hoe wonderlijk ook gecomponeerd, bleek voor mij alles te bevatten waar het in het leven om gaat, waar 't op aankomt. Hoe heb ik me op de wereld een vreemde gevoeld, altijd. Leefden de menschen dan allen in een andere sfeer, bestond datgene wat voor mij de bodem van alles was, voor hen niet? Dostojevski scheen mij de eerste mensch die ik begrijpen kon, die mij volledig verwant was, d.w.z. waarin ik mij geheel kon verliezen.''

 

De stichtelijke interpretatie

Voor christelijke auteurs was Dostojevski een diepgelovig mens, die de moderne mens weer nader tot het evangelie zou brengen. ``Dostojevski's beteekenis voor de religie acht ik gelegen in het opnieuw levend maken van de realiteit der Liefde van God.'' Zij zijn de voornaamste protagonisten van wat Romein de stichtelijke beschouwingswijze noemt, met in Nederland als belangrijkste voorspreker de links angehauchte - hij bewonderde het bolsjewisme - hervormde predikant J.Jac. Thomson (1882-1961). Zijn artikelen en boeken over Dostojevski en de Russische ziel vallen op door de prekerige toon, die Jan Romein deed opmerken dat wie Thomson leest hetzelfde beklemmende gevoel krijgt, ``dat de ervaring is van allen, die sinds jaren aan de kerk ontwend, toevallig weer eens een preek aanhooren, een gevoel, dat verzucht: is er dan nog niets veranderd?'' Thomson was zo onder de indruk van Dostojevski dat hij in 1915 besloot Russisch te gaan leren; hij vertaalde later De idioot (1919). Thomsons startpunt was de gruwelijke en waanzinnige wereldoorlog waardoor naar zijn zeggen zijn generatie meer open was komen te staan voor de duistere kanten van Dostojevski. Dostojevski was voor hem, zo stelt hij in een artikel uit 1917, ``een der weinigen geweest, die erin geslaagd zijn om mij mee te nemen, om mij los te scheuren van mijn eigen leven, om mij op te grijpen, zooals een wervelwind een arm droog blad opgrijpt en het zwerft en dwarrelt door de luchten.'' Dostojevski beschrijft in zijn boeken de wereld van krankzinnigen, misdaad en dood; de donkerste domeinen van ieder mens, de waanzin die ook in de wereld heerst. Maar het demonische raakt aan het goddelijke: via de waanzin komt de mens tot God. Tegenover de misdadigers plaatst Dostojevski de heiligen als evenzovele lichtpunten: Sonja in Misdaad en straf, Vorst Misjkin in De idioot en Aljosja en Starets Zosima in de Gebroeders Karamazov.

Toch voelde niet iedere christen zich even gemakkelijk bij de duivelse figuren uit Dostojevski's boeken. Dostojevski zou bepaalde grenzen overschreden hebben die je niet overschreden mag. En heeft hij niet de twijfelende atheïstische mens zo diep kunnen peilen alleen omdat hij er zelf één was?

Filosoof J.D. Bierens de Haan vond Dostojevski onredelijk in zijn overdreven koortsachtige aandacht voor het emotionele. ``De overweldigende emotionaliteit van het boek overvalt mij als een koorts, die de geëmotioneerde schrijver als met hijgende ademhaling aan zijn lezers opjaagt. (...) Er is in deze galoppeerende emotionaliteit geen maat, evenmin als er maat is in de zelf-beschouwing der Dostojevskysche menschen, in wier emotioneele biecht alle gevoelens, neigingen en driften de revue passeeren.''

 

Eindeloos gezwam

Zo waren er wel meer principiële tegenstemmen over Dostojevski te beluisteren zoals bijvoorbeeld van Tobi Goedewaagen (1895-1980) die de Dostojevski-cultus zag als een symptoom van de twijfel aan de eigen religieuze kracht. In decadente tijden van ``uiterste degeneratie'' roept men om nieuw leven en meent ``een schijn van richting'' te vinden in Dostojevski. Volgens Goedewaagen had Dostojewski niet veel meer te bieden dan demonie en leegte. Hij was daarom ongeschikt om bij te dragen aan een nieuwe en gezuiverde religie in Europa. Enkele jaren later zocht Goedewaagen zijn heil in de NSB en werd de eerste leider van de Kultuurkamer.

Voor nog weer anderen was Dostojevski niet meer dan een begenadigd romanschrijver en soms zelfs dat niet. Hij was zeker geen profeet, zoals Coster wilde doen geloven. De chroniqueur van de Beweging van Tachtig Frans Erens (1857-1935) liet zich, in een artikel in De Gids uit 1922, nog het meest kritisch uit. Erens vond Dostojevski vooral wijdlopig en langdradig. De personages blijven maar praten en praten, er komt geen einde aan. Het zijn ook geen echte mensen: kinderen praten bijvoorbeeld soms met een levenswijsheid van volwassenen. Dostojevski is alleen geïnteresseerd in ideeën die hij willekeurig over de verschillende personages verdeelt - die allemaal afsplitsingen van Dostojevski zelf zijn. En het zijn allemaal gekken en zwakzinnigen! Het is ``vermoeiend niets anders dan alleen krankzinnigen, half krankzinnigen en hallucinés om zich heen te zien. (...) Neen, de menigte, waarmede Dostojewski u omringt is een dolzinnige massa en gij snakt van verlangen om uit dien heksenketel te worden verlost.'' Dostojevski was gewoon een beetje ``in de war'' zodra hij aan de schrijftafel plaats nam. De theologische ideeën van Dostojevski zijn aan Erens niet besteed: die horen in een roman niet thuis.

Er waren wel meer auteurs die kritiek hadden op de schrijfstijl van Dostojevski. Herman Hana bijvoorbeeld, één van de respondenten van de enquête van Coster, heeft regelmatig veel moeten overslaan bij zijn lectuur van Dostojevski: ``Het eindeloos gezwam, waar de Russen blijkbaar veel aan doen, werd mij vaak te kras.'' Erens weet het allemaal aan de achterlijkheid van het Russische volk: Russen zijn nu eenmaal kletskousen, zo had hij zelf eens ervaren in een Parijs hotelkamertje. De kamer naast hem werd gebruikt als verzamelplaats van Russische anarchisten en revolutionairen. En maar ouwehoeren! Er kwam pas een einde aan toen hij een paar keer hard met de deur sloeg. Het Russische volk was naar zijn mening eenvoudigweg onvolgroeid. ``Wij moeten niet van hen, maar zij moeten van ons leeren.''

    

In linkse kringen

De Dostojevski receptie in linkse kring was niet helemaal onproblematisch. Medegevoel voor Arme mensen (de titel van Dostojevski's eerste roman) kon Dostojevski natuurlijk niet ontzegd worden, in de late jaren veertig was Dostojevski zelfs verzeild geraakt in revolutionaire kringen waarvoor hij naar een strafkamp in Siberië verbannen werd. Na zijn Siberische jaren ontpopte Dostojevski zich echter als een reactionair die alle heil zag in een despotisch patriarchaat van de tsaar. Het Russische volk moest de welwillende gaven van de tsaar maar leidzaam afwachten.

In 1924 verscheen van de religieuze socialist Jan de Gruyter (1859-1932) een boek over Dostojevski met als programmatische titel Dostojevski en het maatschappelijk leven. Een biographie en critiek. Het is in feite een antibiografie, het woordje `critiek' staat er niet voor niets. De Gruyter plaatste het persoonlijk leven van Dostojevski nadrukkelijk binnen een maatschappelijke context. Volgens hem woedde er in het Rusland van de negentiende eeuw een strijd tussen despotisme en vrijheid, tussen tsaar en volk. Dostojevski had dit volgens De Gruyter niet in de gaten omdat deze geloofde aan een mythische band tussen volk en tsaar. In zijn grenzeloze naïviteit verheerlijkte Dostojevski de rol van de tsaar en miskende de rol van de nihilistische beweging, die zich als enige beweging in Rusland inzette voor noodzakelijke hervormingen.

Een andere links-socialist, Henriëtte Roland Holst-van der Schalk (1869-1952) had een jaar daarvoor een selectie van politieke opstellen van Dostojevski uitgegeven en voorzien van een uitvoerige inleiding. Zij probeerde de reactionaire denkbeelden van Dostojevski weg te redeneren door te stellen dat Dostojevski inderdaad de rol van de tsaar niet goed had ingeschat - ze wijst er echter op dat aan het eind van zijn leven ook Dostojevski hierover zo zijn twijfels begon te krijgen - maar dat hij in essentie toch goed had gezeten omdat hij een uitverkoren rol voor het Russische volk had zien weggelegd. Daarin had hij met de Russische revolutie toch maar gelijk gekregen. 

 

Jan Romein

Dan had Jan Romein (1893-1962) toch een meer sophisticated standpunt, dat waarschijnlijk meer bepaald werd door zijn theologische achtergrond dan door zijn communistische opvattingen. In 1924 promoveerde Nederlands meest omstreden historicus van de vorige eeuw bij de Slavist N. van Wijk tot doctor in de letteren op Dostojewskij in de westersche kritiek. Een hoofdstuk uit de geschiedenis van den literairen roem (Haarlem 1924). Het ging Romein niet om de literaire invloed die Dostojevski uitgeoefend had op allerlei Westeuropese schrijvers, maar om de sociale functie van literatuur: wie en waarom las Dostojevski en wat voor betekenis had Dostojevski voor die lezers. In de Dostojevskireceptie onderscheidde Romein een literaire, een stichtelijke en een diabolistische beschouwingswijze, die mogelijk gevolgd zou kunnen worden door een meer afstandelijke wetenschappelijke fase in het onderzoek.

Toen Romein aan zijn proefschrift begon was hij een late twintiger, waarschijnlijk worstelend met de diepe levensvragen. Romein was een beetje een tobber met een overgevoelige psychische aard. Bekend zijn de verschillende geestelijke crises in zijn leven die soms leidden tot jaren van improductiviteit. In zijn proefschrift bekende hij dat hij zich het meest verwant voelde met de diabolistische beschouwingswijze van Dostojevski, met als belangrijkste vertegenwoordigers Leo Sjestov en John Middleton Murry. De belangstelling voor deze manier van interpreteren van Dostojevski had Romein gemeen met zijn goede vriend Jef Suys (1897-1956) die in 1931 zou promoveren - ook bij Van Wijk - op Leo Sjestow's protest tegen de rede. De intellectueele biografie van een Russisch denker (Amsterdam 1931). Sjestov was de profeet van de `crisis der zekerheden': van de twijfel aan de vanzelfsprekendheid der rede. Dostojevski had in zijn Herinneringen uit het ondergrondse het schrikbeeld van de moderne intellectueel geschilderd, die zijn idealen verloren had maar bezield door de moed der wanhoop ``een andere rechtvaardiging eischt en wil liever tot hij erbij in onmacht valt met het hoofd tegen den muur slaan dan zich met het humaniteitsideaal tevreden stellen.''

Jan Romein was meer gecharmeerd van de Engelse criticus Middleton Murry die misschien minder oorspronkelijk was dan Sjestov maar wel rijper en meer doordacht. Volgens Murry moet Dostojevski's werk geïnterpreteerd worden als een rebellie tegen het leven en het verlangen deze rebellie te overwinnen door een nieuwe `way of life' te vinden. Het leven is een worsteling zonder rede of noodzaak, maar mensen kunnen daar geen genoegen mee nemen. Ieder individidu moet zijn eigen eenzame weg vinden in het leven. Dostojevski werd op die manier een voorbeeld voor hen die, blijkbaar net als Romein zelf, zonder voorbeeld willen leven.

Opvallend is Romeins keuze - ``voornamelijk door een verwant psychisch reageren'' - voor een individualistisch standpunt, dat alleen een rechtvaardiging voor dit leven vindt in het individu zelf. Romein wist dat dit `leven zonder voorbeelden' noodzakelijkerwijs slechts voorbehouden was aan een kleine groep intellectuelen die zich daarvoor sterk genoeg voelden. Met al zijn twijfels hoopte hij ook zo sterk te kunnen zijn.