Handen en voeten aan immaterieel erfgoed

Albert van der Zeijden

Gepubliceerd op internet op 12 juli 2009. Bewerking van twee artikelen: Albert van der Zeijden, ‘Nadenken over immaterieel erfgoed’ [verslag van de conferentie Between objects and ideas. Rethinking the role of intangible heritage] in: Volkscultuur Magazine 3 (2008) nr. 1, 9-15 en Albert van der Zeijden, 'Immaterieel erfgoed: een levendige omgang met het verleden', in: Levend Erfgoed. Vakblad voor public folklore & public history 3 (2006) nr. 1, 12-17.

Voor veel leken is immaterieel erfgoed misschien nog een onbekende term. Binnen de wereldcultuurorganisatie UNESCO is het echter de standaardaanduiding geworden voor wat vroeger maar ook nu nog in veel landen volkscultuur wordt genoemd. UNESCO roept op dit immaterieel erfgoed te beschermen en te promoten. De UNESCO conventie over immaterieel erfgoed is inmiddels geratificeerd door meer dan honderd landen, waaronder in West-Europa Noorwegen, Griekenland, Frankrijk, Italië en België. Andere landen aarzelen nog, waaronder Nederland en de Verenigde Staten.

 

Cultuur van het dagelijks leven

Immaterieel erfgoed is een rijkelijk abstracte term voor iets heel concreets: de cultuur van het dagelijks leven zoals die tot uiting komt in allerlei kunstzinnige uitingen en alledaagse rituelen. In sommige opzichten is de term immaterieel erfgoed ongelukkig. Niemand wil ermee zeggen dat volkscultuur per definitie immaterieel is. Dat is het namelijk niet. Volkscultuur is vaak juist heel tastbaar en dus materieel. Denk maar aan de prachtig beschilderde Hindelooper meubelen of – hoe kwetsbaar ook – aan de papierknipsels die hier in Nederland al sinds de zestiende eeuw gemaakt worden. Dansen en muziek maken zijn al minder materieel, net als bepaalde gewoonten en gebruiken zoals een feest als Sinterklaas. Sinterklaas komt en gaat. Maar komt ook elk jaar weer terug. Sinterklaas is een traditie die al vele jaren wordt doorgegeven en niets wijst op een verminderde populariteit.

Ook de term `erfgoed’ is niet altijd gelukkig. Het suggereert dat het om iets uit het verleden gaat, dat wij willen bewaren in een museum. Dit is echter niet de bedoeling van UNESCO. Bij UNESCO gaat het namelijk om het in stand houden van levende, dynamische volkscultuur. Het gaat er UNESCO om de rijke culturele diversiteit te beschermen tegen bedreigingen van buitenaf, bijvoorbeeld de commercie of het proces van globalisering dat van alle cultuur een Amerikaanse eenheidsworst zou maken.

In een verduidelijking van haar conventie schrijft UNESCO dat met `safeguarding’ niet zozeer bedoeld wordt het beschermen van de gebruiken zelf, als wel ``to protect the conditions that enable communities and groups to continue to perform and practice’’. Voor UNESCO zijn de voorgestane maatregelen vooral voorwaardenscheppend terwijl verder de nadruk wordt gelegd op het feit dat het bij immaterieel erfgoed altijd gaat om een doorgeven van generatie op generatie, waarbij het immateriële erfgoed ``constantly recreated’’ wordt.

 

Sociale praktijken

In een voordracht in Kazan, tijdens een door UNESCO georganiseerde regiobijeenkomst over het immateriële erfgoed, legde Duitse volkskundige Christoph Wulf de nadruk op het lichamelijke en het performatieve karakter van immaterieel erfgoed, dat hij opvat als een breed scala van rituelen en sociale praktijken. Voor Wulf komt het immateriële erfgoed dus vooral tot uiting in rituelen, gewoonten en gebruiken, tradities. Het immateriële erfgoed krijgt steeds weer opnieuw vorm en betekenis via het medium van het menselijk lichaam doordat mensen rituelen en sociale praktijken integreren in hun eigen alledaagse rituele handelingen. Het is een vorm van toe-eigening, waarbij deze rituelen en praktijken steeds weer naar eigen hand worden gezet. Als gevolg daarvan ondergaat het immateriële erfgoed doorlopend snelle aanpassingen, gerelateerd aan sociale verandering en uitwisseling. Dit maakt, volgens Wulf, dat het immateriële erfgoed een totaal andere dynamiek kent dan het materiële erfgoed. Het doorgeven en eventueel conserveren van immaterieel erfgoed mag daarom vooral niet statisch worden opgevat. Het is een steeds weer opnieuw betekenis geven in een steeds weer veranderende context. Bij immaterieel erfgoed hoef je daarom niet alleen aan `traditionele’ vormen te denken. Je kan ook denken aan jongerencultuur of aan de nieuwe etnische culturen in Nederland. Het maakt dat het immaterieel erfgoed – meer nog dan andere vormen van erfgoed - dynamisch van karakter is.

 

Doorgeven

Mensen kunnen pas participeren in een samenleving als ze weten hoe dingen horen: dit kan net zo goed gaan om bepaalde gewoonten of gebruiken rondom huwelijk en dood als om zoiets elementairs als een begroetingsritueel. Door de volkscultuur weet je je letterlijk een houding te geven. Dit soort kennis wordt eerst en vooral overgedragen in de opvoeding, van vader op zoon, van moeder op dochter. Voor nieuwkomers in de Nederlandse samenleving gebeurt het meestal in de vorm van een inburgeringtraject. Het is een proces van socialisering waardoor je je staande leert houden in een samenleving.

Bij wat wordt doorgegeven, gaat het ook om culturele competenties: het verwerven van een bepaalde vaardigheid of vakmanschap. Dit punt is vooral naar voren gebracht door de Leidse antropoloog Wim van Zanten. Hoe maak je bijvoorbeeld een traditioneel muziekinstrument en hoe moet je er eigenlijk op spelen? In sommige Derde Wereldlanden, zoals Indonesië, wordt gepleit voor specifieke opleidingen. Een dergelijke opleiding is mogelijk te vergelijken met een educatief project dat erop gericht is kennis te behouden over hoe je bijvoorbeeld de driekusman moet dansen en welke muziek daar dan bij past. Cultuuroverdracht in deze zin geschiedt meestal via onderwijs en cultuureducatie. Van Zanten ziet het als een taak van intermediaire instellingen zoals het Nederlands Centrum voor Volkscultuur om kennis over vakmanschap te documenteren en via educatie door te geven zodat een bepaalde volkscultuur in stand kan blijven.

  

Interactief

Het aantrekkelijke én herkenbare van immaterieel erfgoed is dat het over onderwerpen gaat die ieder uit zijn dagelijks leven kent. Maar terwijl er bij het materiële erfgoed grosso modo overeenstemming is over wat het bewaren waard is voor de toekomst, is dat bij immateriële erfgoed nog niet het geval. Voor monumenten is lokaal, nationaal en zelf internationaal (denk maar aan de UNESCO werelderfgoedlijst) geïnventariseerd wat kan worden aangemerkt als belangrijk lokaal, nationaal of internationaal erfgoed. Bij het immaterieel erfgoed is dit nog niet het geval.

UNESCO roept de aangesloten landen op om immaterieel erfgoed te documenteren, zichtbaar te maken voor een breed publiek en waar nodig te beschermen en zinvolle activiteiten te ontplooien om deze vorm van erfgoed door te geven aan het nageslacht. Hoe geef je het beleid hieromtrent vorm? Hoe pak je het in concreto aan? Het meest concrete onderdeel van de conventie is dat UNESCO de ratificerende landen verplicht lijsten aan te leggen van immaterieel erfgoed dat binnen de eigen landsgrenzen aanwezig is. In kaart brengen dus. Het immaterieel erfgoed dient geïdentificeerd te worden. De grote vraag is: hoe kun je dit doen en tegelijk ook recht doen aan het dynamische karakter van cultuur en volkscultuur? In het verleden gebruikten volkskundigen dergelijke vragenlijsten vooral op fossilerende wijze, voor het – letterlijk – vastleggen van oude gewoonten en gebruiken door er als het ware een stolp over te zetten: zo moet het behouden blijven.

Voor Canada heeft Laurier Turgeon een meer open en interactieve vorm verzonnen om het immaterieel erfgoed te inventariseren, met een grote eigen inbreng van de lokale gemeenschappen zelf. Toch blijven er ook dan nog vragen over. Hoe open of hoe gesloten mag of kan zo’n lijst zijn? Mag bijvoorbeeld ook `vroeg opstaan’ op de lijst, als dat veel genoemd wordt? En: hoe geef je cultuur van etnische minderheden een plaats op deze lijsten? Het zijn allemaal vragen waarop in dit stadium nog geen eenduidige antwoorden kunnen worden gegeven. Bescherming is nog weer een stap verder. In zijn algemeenheid is er overeenstemming dat beschermende maatregelen slechts vooral voorwaardenscheppend mogen en kunnen zijn.

 

Sensitivering van het publiek

Volgens UNESCO hebben intermediaire instellingen als het Nederlands Centrum voor Volkscultuur een belangrijke taak in de promotie van immaterieel erfgoed. In veel landen is al sprake van allerlei sensitiveringscampagnes. Onder het motto Connecting People, Places and History is bijvoorbeeld het Brisbane’s Living Heritage Network actief (www.Brisbanelivingheritage.com). In Nieuw-Zeeland organiseert de organisatie Living Heritage onder andere diverse projecten voor scholen, gericht op zowel het materiële als het immateriële erfgoed (www.livingheritage.org.nz). In een museale context functioneren Living Heritage Museums, zoals dat van Furnace Town (www.furnacetown.com). De activiteiten van intermediaire instellingen liggen vooral op het attenderende (het zichtbaar maken van erfgoed) en op het educatieve vlak. Erfgoed is dan niet zozeer het kunstmatig in stand houden van allerlei gewoonten en gebruiken, als wel het inzicht verschaffen in het rijke culturele verleden van Nederland door middel van cultuureducatie en door het organiseren van projecten en evenementen, waaronder ook levende geschiedenisfestivals.

 

Levend houden

Met `zorg voor het immaterieel erfgoed’ wordt dus niet zozeer bedoeld het kunstmatig in stand houden van bepaalde gewoonten of gebruiken, maar het voorwaarden scheppen waarbinnen dit erfgoed ook aan toekomstige generaties kan worden doorgegeven. De term `levend houden’ wordt vooral gebruikt in de betekenis van het verlevendigen van erfgoedonderwijs en erfgoededucatie. Immaterieel erfgoed biedt zo interessante handvatten voor erfgoedinstellingen en ook voor het onderwijs om aan de slag te gaan met het overdragen én inzichtelijk maken van erfgoed in Nederland.