Kieviet en Egmond

Albert van der Zeijden

(uit: Geestgronden. Egmonds Historisch Tijdschrift 9 (december 2002) nr. 4) 

 

C.Joh. Kieviet (1858-1931) is één van Nederlands bekendste kinderboekenschrijvers. Wie kent niet de avonturen van  ``’t is een bijzonder kind, dat is ie’’ Dik Trom? Maar dorpsonderwijzer Kieviet schreef veel meer: bijna vijftig jeugdromans en verhalenbundels. Een drietal van deze boeken speelt in en rond Egmond. Wat voor beeld wordt in deze boeken van Egmond en zijn bewoners geschetst? En wat was eigenlijk Kieviets persoonlijke band met de badplaats?

 

Echte jongens

In zijn tijd was dorpsonderwijzer Kieviet heel vernieuwend. Rond 1900 was hij één van de eerste schrijvers die afstand nam van de moraliserende toon die de kinderboeken in de negentiende eeuw zo kenmerkte. In plaats van stichtelijke verhaaltjes, waarin kinderen het voorbeeld van een godsvruchtige brave Hendrik kregen voorgeschoteld, schreef Kieviet verhalen over kinderen van vlees en bloed. Kinderen die kattenkwaad uithaalden en die overduidelijk plezier hadden in wat ze deden. De toon was lichtvoetig en heel veel kinderen tot ver in de twintigste eeuw konden zich dan ook identificeren met Kieviets boeken.

Kieviet was populair. Veel van zijn boeken werden uitgegeven bij uitgeverij Kluitman in Alkmaar. De boeken, die vaak geïllustreerd waren door beroemde tekenaars als Johan Braakensiek, haalden hoge oplagen en beleefden vele drukken. Uit het leven van Dik Trom, dat oorspronkelijk verscheen in 1891, beleefde bijvoorbeeld, tot in onze tijd toe, bijna honderd drukken. Kieviet, die dorpsonderwijzer was in het aan de IJsselmeerdijk gelegen Noord-Hollandse plaatsje Etersheim – een paar kilometer onder Hoorn, was dan ook een goed observator van zijn schoolkinderen. Zijn levensechte portretjes waren letterlijk uit het leven gegrepen.

In een klein boekje, dat enkele jaren geleden verscheen, heeft kinderboekenverzamelaar N.J. Wagemaker de drukken van al Kieviets boeken op een rij gezet. Het is een onuitputtelijke bron voor iedereen die boeken van Kieviet verzamelt. Uit deze lijst van boeken wordt al snel duidelijk dat in ieder geval drie van Kieviets boeken in en rond Egmond spelen: de historische roman Het slot op den Hoef (eerste druk Amsterdam 1897) en twee hedendaagse avonturenverhalen: Het badreisje van Cor Slung (eerste druk Alkmaar 1895) en Jaepie-Jaepie (eerste druk Alkmaar 1897), over mensenredder Jacob Glas, de bootsman van de Egmondse reddingboot. In zekere zin is Jaepie-Jaepie een vervolg op Het badreisje van Cor Slung. In het voorwoord van Jaepie-Jaepie schrijft Kieviet: ``De gunstige ontvangst, die aan mijn “Badreisje van Cor Slung” ten deel mocht vallen, deed mij besluiten op dat verhaal een vervolg te schrijven, waarvoor ik stof verzameld heb op de plaats zelve, op het mij lief geworden Egmond aan Zee.’’ Jaepie-Jaepie was dan ook ``geheel op waarheid gegrond’’.

 

Een historische avonturenroman

Kieviet schreef in feite twee soorten boeken: hedendaagse avonturenromans met kinderen in een hoofdrol en historische avonturenromans uit de riddertijd, mogelijk geïnspireerd door ridderromans als Ivanhoe van de Engelse schrijver Walter Scott (1771-1832). Kieviets boek over Het slot op den Hoef valt in de tweede categorie.

Het slot op den Hoef speelt in de middeleeuwen. Kieviet beschrijft een stukje Hollandse dynastieke geschiedenis: een geschiedenis van oorlogen en veldslagen zoals in die tijd in de schoolboekjes de geschiedenis nog beschreven werd. In het voorwoord van zijn boek schrijft Kieviet dat het zijn doel was om ``de jeugd met deze eigenaardige toestanden bekend te maken, ze een blik te doen slaan in ’t leven dier tijden (…) toen de maatschappelijke toestanden, de zeden en gewoonten hemelsbreed van die der 19e eeuw verschilden.’’  In 1203 was de Hollandse graaf Dirk III gestorven zonder mannelijke nakomelingen. Zijn dochter Ada was getrouwd met de graaf van Loon maar diens gezag werd betwist door Graaf Willem, de broer van Dirk. In de geschiedschrijving staat dit conflict, van een type waarvan de middeleeuwen vol waren, bekend als de Loonse successieoorlog. Voor de hedendaagse Egmonder is het leuk dat de twee belangrijkste iconen uit de middeleeuwse geschiedenis van Egmond, de abdij en het slot op de hoef, een belangrijke rol spelen. Kasteelheer Wouter en abt Franco van de abdij staan daarbij, als gezworen tegenstanders, tegenover elkaar. Door zich aan te sluiten bij de graaf van Loon, hoopte Franco zijn lokale tegenvoeter uit te schakelen.

In een heftige strijd weet de Graaf van Loon de belangrijkste heren aan zich te onderwerpen, zo ook Wouter van Egmond. Het Slot op de Hoef wordt daarbij met de grond gelijk gemaakt. Maar Wouter was erin geslaagd om te ontkomen en kon zich aansluiten bij het leger van Graaf Willem die er, zo lezen we in het slothoofdstuk van het boek, in zou slagen Lodewijk van Loon te verslaan. Wouter zou dadelijk beginnen aan de wederopbouw van zijn slot, ``hetwelk hij veel fraaier deed oprichten, dan het geweest was. De vele torens verhieven zich nog eeuwen daarna hoog in de lucht, en dikke muren beschermden het tegen de aanslagen der vijanden.’’ Dat wil zeggen: tot in de zestiende eeuw, toen de Spanjaarden ervoor zorgden dat het machtige kasteel opnieuw werd neergehaald.

 

Egmond rond 1900: de opkomst van een badplaats

Een heel ander beeld van Egmond krijgen we in de twee andere Egmondboeken van Kieviet: Het badreisje van Cor Slung en Jaepie-Jaepie, die beiden spelen in de jaren negentig van de negentiende eeuw, toen Egmond aan Zee zich ontwikkelde tot een badplaats die steeds meer toeristen zou trekken. Kieviet bezocht wel eens vaker een badplaats. In Dik Trom en zijn dorpsgenoten, uit 1920, laat hij Dik Trom bijvoorbeeld een schoolreisje maken naar Wijk aan Zee terwijl nog weer andere van zijn jeugdboeken in Katwijk spelen.

Volgens Kieviet was Egmond aan Zee [ik citeer hier Het badreisje van Cor Slung] ``volstrekt geen badplaats van den eersten rang [zoals Scheveningen en Zandvoort] maar toch een vriendelijk plaatsjen, waar men een vacantie zeer zeker op aangename wijze kan doorbrengen’’. Hij vertelt dat het dorp ongeveer 4000 zielen telde en gelegen was in een kleine valei, van alle kanten omringd door hoge duinen. Het dorp werd toen nog vooral bewoond door vissers, ``echte stoere zeebonken, die onder een ruw uiterlijk veel goedhartigheid verbergen.’’ Ook de omgeving is ``allerliefst’’, zoals bijvoorbeeld het ``bekoorlijke dorpje’’ Egmond aan den Hoef, dat ``verscholen ligt onder opgaand hout’’ en waar nog de resten te zien zijn van ``den ouden ridderburcht van de edele heeren van Egmond’’.

Deze bekoorlijke badplaats wordt in juli bezocht door het twaalfjarige meisje Cor Slung, uit Borculo, die met haar ouders met de trein naar Egmond reist, door Kieviet ``het stille badplaatsje’’ genoemd, om de zomervakantie door te brengen. Cor is een levendig, ondernemend meisje, soms wel eens ondeugend zoals bijvoorbeeld toen haar pet uit de rijdende trein viel, zij doodgemoedereerd aan de noodrem trekt. Maar ze heeft zeker, zo zal de lezer al snel ervaren, het hart op de goede plek. Ze lijkt een beetje op Dik Trom, die al net zo’n gouden hart had maar tegelijk ook een brutaaltje was. Cors vader is wat onhandig en snel in paniek. Moeder daarentegen maant altijd tot kalmte, steeds weer in dezelfde bewoordingen dat haar man toch geen ijzer met handen moet proberen te breken, een rol die bij Dik Trom voor de vader is weggelegd.

In Castricum staan twee rijtuigen gereed, gezonden door de eigenaar van het badhotel waar ze gaan logeren. Er blijkt uit dat het badtoerisme toen nog zaak was van een elite met geld. Cor sluit vriendschap met enkele Egmondse kinderen, waaronder de vier kinderen van burgemeester Wichers, de dochter van de dokter en die van de predikant. Ook dit onderstreept het elitaire karakter van het badtoerisme van die tijd. Samen bezoeken ze de Zuidertoren, de vuurtoren die vroeger op Torensduin stond, terwijl de vuurtorenwachter ze ook de Van Speyktoren laat zien.

Dat Cor het hart op de juiste plek heeft, blijkt als ze tijdens een visverkoop op het strand voor de arme vissersweduwe Kniertje een stapeltje vis koopt, zodat deze vrouw die verder kan doorverkopen. Ze maakt er ook kennis met een Egmondse vissersjongen met de naam Engel de Groot, een echte Egmondse naam natuurlijk.

De avonturen die Cor beleeft zijn niet altijd geloofwaardig, zoals bijvoorbeeld de keer dat ze aan het strand komt vast te zitten in het ``drijfzand’’, dat aan de Noordzeekust toch echt niet voorkomt. Het plaatje dat erbij is afgedrukt is echter wel weer echt Egmonds. Op de achtergrond zijn twee badkoetsjes te zien en op het strand een bomschuit. Daar weer achter zien wij de vuurtoren en rechts het oude hotel Zeezicht, mogelijk het badhotel waar Cor Slung logeerde.

 

Jaepie-Jaepie

Natuurlijk ontbreekt in het boek ook niet een tripje op zee, met de bomschuit de Zeenimf waarvan Engels vader de schipper is. Ongelukkigerwijs steekt tijdens dit boottochtje een heftige storm op. In zekere zin is dit hoofdstuk een voorafschaduwing van Kieviets volgende boek over Egmond, over de mensenredder Jaepie-Jaepie. Daarin staat de gevaarlijke zee, met zijn verraderlijke stormen, zelfs centraal. Jaepie-Jaepie speelt een jaar later en ook nu zijn Cor Slung en haar ouders weer te gast als toerist. Vanzelfsprekend trekt ze op met haar oude vriendjes waaronder Engel de Groot.

De familie Slung verpoost zich aan het strand. De kinderen bouwen bijvoorbeeld een fort, ter verdediging tegen het opkomende water. Op de afbeelding hiervan in het boek zijn de kinderen naar onze begrippen tamelijk deftig gekleed, de meisjes in een jurkje en de jongens in een netjes gekleed jasje of in een matrozenpak. Hoe verraderlijk de zee kan zijn, blijkt als Engel met zijn neef Jacob gaat zwemmen. Ondanks verzet van Engel gaat de overmoedige Jacob zelfs voorbij de derde zandbank. Hij wordt weggetrokken door een verraderlijke stroom. Engel volgt hem maar het resultaat is dat beide verdrinken.

Het hoofdbestanddeel van het boek wordt echter gevormd door de verhalen van de bootsman van de Egmondse reddingboot Jacob Glas, beter bekend als Jaepie-Jaepie. Jaepie-Jaepie vertelt over zijn leven en over enkele van zijn reddingen. Hij laat de kinderen ook het boothuis van de reddingboot zien. Jaepie-Jaepie verhaalt over zijn avonturen in onvervalst Egmonds dialect. Ook daarin heeft Kieviet zich dus goed verdiept, zoals onder andere blijkt uit de volgende passage:

``Maer een gevaerlijk werk blijft ’t altijd. Zoo is ‘ier verleden jaer, ’t was den vijftienden October, ’s aevonds om uur of zes, een schip ‘estrand, zoowat een pael of zeven benoorden Egmond. (…) Daedelijk werden de paerden voor den waegen ‘ezet en de boot te waeter ‘ebracht. (…) Zoo zie je, jonge loy, dat ’t nu joyst gien kinderspel is.’’ Merk op hoe Kieviet de beginletter g en h consequent laat inslikken en hij ook de lange a op zijn Egmonds doet uitspreken. Even Egmonds is de oy klank en het `gien’ in plaats van geen.

Kieviets boek was een eerbetoon aan Jacob Glas, ter ere van ``de nagedachtenis van den dappere, die met zijn kloeke helpers zoo vele ongelukkige schipbreukelingen van den dood heeft gered. Jaepie-Jaepie was een held, ook al droeg hij een eenvoudige visschertrui.’’

 

Kieviet in Egmond

Kieviet had Jaepie-Jaepie zelf nog gekend. Tijdens zijn research voor het boek, zo meldt hij in het voorwoord, had hij ``het genoegen kennis te maken met den eenvoudigen, maar dapperen Jacob Glas, den wakkeren bootsman van de reddingboot, die mij alles toonde, wat op het reddingwezen betrekking heeft, en mij, behalve zijn levensloop, ook een tal van voorvallen vertelde, die hij heeft zien gebeuren.’’ Het zijn diezelfde verhalen die Kieviet Jaepie-Jaepie aan de kinderen laat vertellen. Hier en daar heeft Kieviet zich een kleine afwijking veroorloofd, maar over het algemeen heeft hij zich, zo schrijft hij, ``zorgvuldig gehouden aan de waarheid’’. Het portret van Jacob Glas was ``naar het leven genomen’’. Het is dan ook heel toepasselijk dat tegenover de titelpagina een foto van Jacob Glas is afgedrukt, staande in het boothuis voor zijn reddingboot, gekleed in zijn karakteristieke zwemvest en met in zijn mond het pijpje waarmee hij ook is uitgebeeld op het enkele jaren geleden onthulde standbeeld boven aan de werf van Egmond aan Zee.

Kieviet was dus bekend in Egmond. Hoe was dat zo gekomen? Mijn eerste gedachte was dat Kieviet met Egmond kennis zal hebben gemaakt als één van die badtoeristen die aan het eind van de negentiende eeuw naar Egmond kwam. Maar zijn band met Egmond was veel inniger dan ik dacht. Het was zelfs een familieband die hem naar Egmond deed trekken.

Op dinsdag 19 maart jongstleden stond in de Alkmaarsche Courant een interview met mevrouw Rosette Zandvoort-Van Kempen, die daarin herinneringen ophaalde aan haar grootvader C.Joh. Kieviet. Mevrouw Zandvoort is geboren in 1922 en heeft Kieviet dus maar kort meegemaakt. De kinderboekenschrijver overleed immers in 1931. Maar ze beheert de familiepapieren en heeft via via heel wat over haar illustere grootvader gehoord. Ik besloot haar te bellen. Op mijn vraag of zij wist hoe haar grootvader in Egmond was terecht gekomen, vertelde ze dat Kieviets zwager burgemeester was in Egmond en dat de familie regelmatig bij hem kwam logeren en tegelijk ook vakantie hield. Ze had het gehoord van haar neef Johan Pranger, de zoon van de betreffende Egmondse burgemeester.

Het verhaal in Jaepie Jaepie over `burgemeester Wichers’ met zijn vier kinderen kwam nu in een wel heel speciaal daglicht te staan. Net als de korte opmerking in dit boek over de burgemeesterswoning, waarin, zo blijkt nu, de familie Kieviet meermalen gelogeerd moet hebben. Ik besloot in het streekarchief het doopceel te lichten van deze burgemeester Pranger. Wanneer was hij precies in functie?

 

Pieter Pranger, burgemeester van Egmond

Het lichten van Prangers doopceel was niet eens zo eenvoudig. De archieven van het Egmondse gemeentebestuur, die in het Regionaal Archief Alkmaar bewaard worden, geven bijvoorbeeld geen uitsluitsel over wanneer Pranger nu precies is aangesteld. De eerste bewaard gebleven notulen dateren van januari 1888. De vergadering werd toen voorgezeten door Pranger, die op dat moment dus al burgemeester was. Slechts dankzij enkele foto’s van het 25-jarig jubileum van de burgemeester, in 1908, kon ik achterhalen dat Pranger in 1883 was aangesteld.

Meer informatie bood het bevolkingsregister van Egmond aan Zee, dat mij werd aangereikt door behulpzame medewerkers van het Regionaal Archief. We vonden dat Pieter Pranger, geboren in 1850, woonde in de Voorstraat 38, later hernummerd tot 152, 114 en nu blijkbaar nummer 104 is geworden. Deze burgemeester Pranger was getrouwd met Cornelia Augusta Kieviet, geboren op 3 november 1848 in Warmond. Zij was inderdaad de zus van onze C.Joh. Kieviet. Dat zij dezelfde ouders hadden, heb ik in het Leidse archief kunnen verifiëren.

De woning in de Voorstraat was de monumentale burgemeesterswoning, die gelegen was even voorbij de Oud-katholieke kerk, vlak tegenover het huidige burgemeester Eymaplein. Tegenwoordig is het pand in tweeën gesplitst en herbergt het textielbedrijf Zeeman en Bril Egmond. In de Egmondse volksmond staat het huis bekend als het grote domineeshuis, omdat het jarenlang de plek was waar de dominee woonde, onder andere dominee Roobol. Veel minder bekend is dat het voor die tijd de woning van de burgemeester was. In haar Herinneringen aan het Egmond van rond 1900 beschrijft Toos Blom het pand en haar bewoners, in de tijd dat de familie Pranger er woonde. Volgens Blom was het ``een breed huis van twee verdiepingen met een blauw hardstenen stoep van een paar treden, niet zo hoog als die van de pastorie.’’

Opmerkelijk is nog de vermelding in het bevolkingsregister dat Pranger een tijdje een zwager en een schoonzus had inwonen: Eveline en Abraham Kieviet, respectievelijk van 1884 tot en met 1889 en van 1884 tot en met 1885. Het maakt het des te begrijpelijker dat C.Joh. Kieviet wel eens langs kwam bij zijn Egmondse familie. Toen Pranger in 1883 werd aangesteld, was C.Joh. Kieviet zelf 25 jaar en net getrouwd. Zijn zus, de vrouw van de burgemeester, was tien jaar ouder, Eveline en Abraham waren ongeveer van zijn eigen leeftijd.

 

De Egmondsche Badbode

Dat Kieviet Egmond wel eens bezocht, blijkt ook uit andere bronnen. In de Egmondsche Badbode van 1 september 1897 wordt hij bijvoorbeeld genoemd als één van de badgasten: ``C.Joh. Kieviet en familie uit Oosthuizen: 4 personen’’. Volgens deze opgave logeerde hij niet in één van de hotels maar ``in het dorp’’ – ongetwijfeld bij zijn familie in de burgemeesterswoning. Pranger was overigens één van de grote ijveraars achter de bevordering van het badtoerisme naar Egmond: hij was jarenlang voorzitter van de plaatselijke VVV.

Aardig is nog om te melden dat in diezelfde aflevering van de Badbode van 1 september 1897 ook een artikel over `Jaapie Jaapie’ is opgenomen, geschreven door een zekere WRL (slechts zijn initialen staan onderaan het artikel vermeld). De auteur van het stuk verwijst nadrukkelijk naar Kieviets niet lang daarvoor verschenen jeugdroman Jaepie-Jaepie. ``Wilt ge meer van Jaap weten, zoek hem dan op in zijn eigen huis of koop het kinderboek van C.Joh. Kieviet.’’ WRL vond het boek ``zoo goed en zoo aardig en zoo meesterlijk’’. Hij roemde vooral de schrijfstijl: ``In boeienden stijl, maar in den echten, juist getroffen kindertoon, zooals we dat van dien schrijver gewoon zijn geeft hij een verhaal van de lotgevallen van Jaap. Op gelukkige wijze weet hij den bootsman en zijn levensverhaal in een boeiend verhaal te vertellen.’’

Kieviets boeken over Egmond werden dus ook in de badplaats zelf goed gelezen en aangeprezen bij de badtoeristen die Egmond kwamen bezoeken. Ook de Egmonders zelf zagen het als een levensecht portret. Het lijkt mij een passend slot voor dit artikel over Kieviets bemoeienissen met Egmond. Uit zijn boeken blijkt dat Kieviet graag in Egmond kwam. Omdat zijn familie er woonde, natuurlijk, maar ook omdat hij het voormalige vissersdorpje en haar bewoners was gaan liefhebben.

 * Met dank aan R. Zandvoort-van Kempen te Hendrik Ido Ambacht (kleindochter van Kieviet) en de medewerkers van het Regionaal Archief Alkmaar.

 

 Literatuur

 Harry Bekkering e.a., De hele Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden (Amsterdam 1989).

Toos Blom, Het lijkt zo lang. Herinneringen aan het Egmond van rond 1900 (Schoorl 1986).

Henk van Gelder, `C.Joh. Kieviet: Want hij had een gevoelig hart’, in: Henk van Gelder, ’t is ’n bijzonder kind, dat is ie (Bussum/Antwerpen 1980) 37-49.

A.W.J. de Jonge, `Kieviet, Cornelis Johannes’, in: Biografisch woordenboek van Nederland (’s-Gravenhage 1989) deel 3, 326-328.

Kathinka Lenoy en Bob Denneboom (redactie), Derper-Hoever-Binder. Over geschiedenis en volksleven van De Drie Egmonden (Egmond aan Zee 1992).

N.J. Wagemaker, C.Joh. Kieviet. Korte handleiding voor het verzamelen van boeken geschreven door C.Joh. Kieviet (Nieuwe Niedorp 1997).

 

Personalia van de auteur

Albert van der Zeijden (1957) is historicus en werkzaam bij het Nederlands Centrum voor Volkscultuur in Utrecht. Sinds zijn vroegste jeugd komt hij met zijn ouders als badgast in Egmond aan Zee. Tegenwoordig woont hij er in de Prins Bernhardstraat.