Vermaak en identiteit. Essays over Nederlandse folklore |
||
Boek te koop bij Uitgeverij Schakel |
Albert van der Zeijden | |
Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1: Folklore tussen vermaak en betekenistoekenning Hoofdstuk 2: De Graafschapse folklore als schouwtoneel: musealisering en visualisering van de Nederlandse volkscultuur in de jaren twintig van de vorige eeuw Hoofdstuk 3: Nederlandse folklore in het circus: een vergeten geschiedenis Hoofdstuk 4: Folklore en de constructie van een regionale identiteit in de Noordoostpolder (1945-1970) Hoofdstuk 5: Kinderfolklore op prentbriefkaarten: een kleurrijke serie uit 1956 van Max Nauta Hoofdstuk 6: Beelden van de natie: folklore op Nederlandse en Belgische postzegels in comparatief perspectief Hoofdstuk 7: Valuas als stichter van Venlo. Reuzen en lokale identiteit Epiloog: Folklore als levende geschiedenis
|
De boekbespreking van dit boek door Johan Godschalk in: Volkskunde 109 (2008) nr. 3-4, 397-398 staat hieronder afgedrukt: Folklore is een populair tijdverdrijf in Nederland.
Van marktdagen tot een feestelijke optocht, van een bloembollenshow tot
een kaasmarkt; van Noord-Holland tot Overijssel en van Limburg tot
Groningen. Over deze en andere tijdsverschijnselen gaat dit boek van
Albert van der Zeijden, dat in enkele peilingen de maatschappelijke en
historische betekenis van folklore tegen het licht houdt, de ‘oude’
volkscultuur opgevoerd voor een hedendaags publiek. Van der Zeijden is
geenszins onbekend met deze materie. Als historicus en medewerker van het
Nederlands Centrum voor Volkscultuur in Utrecht, publiceert hij al vele
jaren over zaken als traditie, identiteit, volkscultuur en folklore. Naast
zijn bewezen kwaliteiten als historisch onderzoeker, is tevens belangrijk
dat hij zijn wetenswaardige bevindingen in een uitermate aangename
schrijfstijl weet vast te leggen. Zo nam ondergetekende ook met veel
plezier kennis van bijvoorbeeld Volkscultuur
van en voor een breed Publiek. Enkele theoretische premissen en
conceptuele uitgangspunten
uit 2004. Voor een ieder met belangstelling voor dergelijke onderwerpen
een zeer lezenswaardige, en bovenal beknopte en heldere studie. Dit keer heeft Van der Zeijden met Vermaak en identiteit. Essays over Nederlandse folklore gekozen voor het bundelen van een zestal soms sterk bewerkte, ingekorte, uitgebreide of samengevoegde artikelen, die hij in de periode 2005-2007 publiceerde in diverse gerenommeerde historische vaktijdschriften. Na een beknopte inleiding, waarin duiding wordt gegeven aan de historische ontwikkeling van de betekenistoekenning aan het begrip folklore - en welke onderzoekers hier op zowel internationaal als nationaal niveau baanbrekend werk hebben verricht - laat de auteur vervolgens middels zes essays zien dat het begrip folklore zich door de decennia heen in vele gedaanten manifesteert. De rode draad hierbij is folklore als symbool voor identiteit. Als een actief proces van het integreren van zaken uit het verleden die voor ieders eigen leven van betekenis zijn. Zo geeft Van der Zeijden ook het begrip traditie een actieve inhoud, waarbij traditie een actieve manier van betekenis geven is, aan een verleden waarmee men zich identificeert. Hiermee kiest hij voor de constructivistische benadering, waarbij de folklore niet als zuiver en in zijn oorspronkelijke betekenis gehouden kan worden. Er is volgens hem altijd sprake van een symbolische reproductie van wat ooit eens was, waarbij verschillende factoren en belangen een rol spelen. De huidige bezorgdheid van diverse wetenschappers, namelijk dat men moet waken voor een ‘vererfgoediseerde’ vorm van volkscultuur, wordt heel aardig gespiegeld door het eerste essay over ‘Den Graafschapschen Folkloredag’ in de Achterhoekse plaats Borculo, op 25 augustus 1928. Hier wordt namelijk duidelijk gemaakt, dat het proces van ‘vererfgoedisering’ al begon in de periode rond 1900. Het erfgoed werd tijdens die optocht aangepast aan de eisen van de toeristische markt. Sier was belangrijker dan gebruik. Het publiek diende 50 cent voor de toegang te betalen en werd dringend verzocht om niet zelf mee te lopen met de tocht. Het publiek was slechts welkom als toeschouwer. Dergelijke wetenswaardigheden en leerzame reflecties vind men ook terug in de overige, lekker vlot geschreven essays, die handelen over folklore in het circus, folklore en de constructie van regionale identiteit, folklore op prentbriefkaarten, folklore op postzegels en de Venlose stadsreus Valuas en lokale identiteit. In de epiloog wordt aandacht besteed aan levende
geschiedenisgroepen die thema’s en onderwerpen uit de geschiedenis
naspelen. Dit is een relatief nieuwe manier van folklorebeoefening. Het
past in een trend van nieuwe vormen van geschiedenisuitbeelding die
bedoeld zijn om de geschiedenis voor een breed publiek tot leven te
brengen. Van der Zeijden maakt met deze studie duidelijk, dat folklore
voor vele doeleinden gebruikt is. De verbeelding van de collectieve
wortels van de gebruikers zelf, het was en is interessant voor een breed
publiek, en het leverde handzame iconen ter verbeelding van een lokale en
soms zelfs nationale identiteit. Afsluitend stipt hij nog de nieuwe
verkenning van de politieke potentie van folklore aan. Ooit de kracht van
folklore, maar tegelijk ook haar achilleshiel. En zo is het maar net. Johan Godschalk
|